zaterdag 10 september 2011
Op de dag af 25 jaar geleden gooide het Agrarisch Dagblad een steen in de vijver van de landbouwjournalistiek. Waar de landbouw tot dan genoegen had moeten nemen met voorlichtingsblaadjes en uitgaves van belangenorganisaties, kwam er opeens een onafhankelijk medium voor de land- en tuinbouw – en ook nog dagelijks.
De krant begon in september 1986 met een knallende primeur over het Europees landbouwbeleid. De Brusselse correspondent Jan Schils – die nog tot na zijn pensioengerechtigde leeftijd aan de krant verbonden bleef – en de veel te vroeg overleden parlementair verslaggever Jan Hensema peuterden de nieuwe plannen los van Europees commissaris Frans Andriessen.
Toenmalig landbouwminister Gerrit Braks mocht – samen met zijn collega Elco Brinkman van cultuur – het eerste exemplaar van de krant op een feestelijke presentatie in ontvangst nemen.
De krant had een enthousiaste groep jonge mensen, die zonder schroom en onbevangen de wereld van de land- en tuinbouw ontdekten – met vallen en opstaan. Bezielend was de leiding van hoofdredacteur Hylke Speerstra, die regelmatig met peptalks de redactie tot grote hoogten wist op te zwepen.
De krant van toen is al lang ter ziele. Het was nog een ouderwets dagblad op broadsheet, met wel 12 of 16 pagina’s per dag. Eigen verslaggevers en redacteuren, aangevuld met een uitgebreid netwerk van binnenlandse en buitenlandse correspondenten verzorgden de dagelijkse verslaggeving.
Wie de omvang van het correspondentennetwerk van de huidige krant (niet meer dagelijks, maar drie dagen per week, aangevuld met een interneteditie die elke dag, 7 dagen per week wordt ververst) vergelijkt met het aantal medewerkers van toen kan niet anders dan concluderen, dat het werk nu met veel minder mensen gedaan wordt. De krant zelf bevat ook veel minder tekst dan toen, de bestede tijd per woord is, naar ik inschat, nu korter dan toen. De kwaliteit van de informatie is er misschien gemiddeld op vooruit gegaan, maar het aantal primeurs ligt nu op een lager niveau dan toen.