Carter: herinner me als een goede opa

Jimmy Carter (rechts); Foto Engel Lameijer

vrijdag 21 augustus 2015

James Earl Carter, ooit president van de Verenigde Staten, maakte deze week bekend dat hij aan kanker lijdt. Eerst leek het probleem zich te beperken tot zijn lever. Maar toen de tumor werd verwijderd, lieten de doktoren voor de zekerheid een MRI-scan doen.  Er werden uitzaaiingen gevonden in Carter’s hoofd.

Carter vertelde het zelf – blijmoedig – op een persconferentie. Hij blikte een beetje terug op zijn carrière en grapte dat hij herkozen zou zijn als president, als hij één extra helikopter naar Iran had gestuurd.

Onder zijn presidentschap mislukte een poging om met commando’s een einde te maken aan de gijzeling van Amerikaanse staatsburgers op de ambassade in Teheran. De helicopters strandden, nog voordat ze Iran hadden bereikt.

Carter bezocht Nederland verschillende malen. Op 13 oktober 1999 gaf hij een interview aan het Agrarisch Dagblad. Engel Lameijer maakte toen de bovenstaande foto. 

Het interview had plaats in de ambassadeurswoning van de Verenigde Staten in Den Haag.

De oud-president legde uit waarom de ontwikkeling van genetisch gemodificeerde gewassen van belang was. Hij benadrukte dat biotechnologie gebruikt moest worden om gewassen te maken die de gezondheid of de voedselzekerheid van de mens ten goede zouden komen. Wat me opviel was dat hij zo’n zachtaardige man was. En zijn vrouw héél iel en kwetsbaar.

Achter hem stond een communicatiemevrouw te gebaren dat ik genoeg vragen had gesteld, maar Carter praatte onverstoorbaar door. Ik kreeg de gelegenheid voor dit interview van Astrid Bharos.

Na afloop van het gesprek vroeg ik mijn eindredacteur of het stuk op de voorpagina kon komen. Er was beter nieuws voor de voorpagina, oordeelde de eindredactie. Ik heb nog even nagezocht wat dat andere belangrijke nieuws dan was, die dag. Dat ging over varkensboeren die zich hadden ingedekt tegen de inkrimping van de varkensstapel.

Tja, ook in het licht van de geschiedenis kun je twijfelen over de juistheid van de keuze destijds.

Maar goed, het interview met Carter was inderdaad geen hard nieuws. Al was het wel bijzonder nieuws dat het Agrarisch Dagblad een interview had met Carter. Dat is het weekblad Boerderij in de meer dan honderd jaar van haar bestaan nooit gelukt.

Het stuk belandde op pagina 3, mét een foto van Engel Lameijer erbij:

Jimmy Carter begrijpt zorg om biotechnologie

Door Jan Braakman

Den Haag – Voor een 75-jarige oogt hij fit. En hoe serieus ook zijn boodschap is, de vriendelijke glimlach verdwijnt niet van zijn gezicht. Als James Earl Carter Jr gevraagd wordt hoe hij wil worden herinnerd, is zijn antwoord: als een goede grootvader. Hij gaat niet prat op zijn successen, maar hij is er wel trots op.

Jimmy Carter was, zegt hij zelf, een eenvoudige pindaboer, toen hij in 1974 besloot zich te kandideren voor het presidentschap van de Verenigde Staten. Van 1977 tot 1981 was hij president. En dat voormalige ambt opent nu nog deuren, die voor anderen gesloten blijven. Nationale regeringen ontvangen hem met alle egards: ’’Als ik kom om te praten met de minister van landbouw, word ik daarnaast ook ontvangen door de premier en de minister van economische zaken en van gezondheid. Dat geeft mij meer invloed dan anderen.’’ Carter zal geen missies ondernemen, die niet de goedkeuring hebben van zijn eigen regering.

Carter zet zich met zijn Carter Center in om de ondervoeding in de arme landen te verminderen. De steeds groter wordende kloof tussen arm en rijk ziet hij als een van de grootste problemen in de komende eeuw. ’’De tendens is alleen dat de kloof tussen arm en rijk alleen maar groter wordt.’’

Een van de mogelijkheden om de honger te bestrijden is verbetering van de landbouwproductiemethoden. Het Carter Center werkt in een aantal Afrikaanse landen. ’’Ik ben er trots op als ik een op zo’n klein boerenbedrijfje kom en zie dat de oogst wel drie of vier keer vergroot is, door het gebruik van betere landbouwmethoden. We introduceren nieuwe rassen voor graan, voor rijst, voor maïs.’’ Een van de successen is de grotere oogst in Soedan. ’’Er is nog steeds oorlog, maar ze zijn nu zelfvoorzienend als het om voeding gaat. Dat is een verbetering.’’

Carter ziet biotechnologie als een van de grote mogelijkheden om de voedselschaarste op te lossen. ’’De maïssoorten die we kennen, zijn niet geschikt als goede voeding voor mensen, omdat twee belangrijke aminozuren ontbreken. Als we nu door genetische modificatie de maïs aanpassen en daardoor grote bevolkingsgroepen kunnen helpen, dan moeten we dat doen. Er zijn grote voordelen voor de armste mensen.’’ Dan moeten de maïs- en andere nieuw ontwikkelde rassen wel vrij beschikbaar zijn voor alle boeren. ’’Dat is zo, maar de wetenschappers die de nieuwe soorten ontwikkelen moeten hun kosten wel vergoed krijgen.’’

Dat in Europa grote zorgen bestaan over het gebruik van biotechnologie, vindt hij terecht. ’’De testen die we uitvoeren, moeten beter gebeuren dan in het verleden.’’

’’We moeten ook meer onderzoek doen, dan we in het verleden hebben gedaan. En de winkelier die cornflakes koopt, moet op de verpakking kunnen zien, dat er genetisch gemodificeerde ingrediënten in zitten. Wie geen genetisch gemodificeerde producten wil kopen, moet daar niet toe verplicht worden. Ik vind bovendien dat we meer waarborgen moeten inbouwen, om te voorkomen dat we rassen op de markt brengen die schade zouden kunnen toebrengen aan vogels of vlinders.’’

De agrarisch ondernemer Carter heeft op zijn eigen bedrijf het effect van genetische modificatie gemerkt. ’’Door het inbouwen van nieuwe genen zijn de katoenplanten resistent gemaakt tegen bepaalde plagen. We moesten vroeger twintig keer in het seizoen een zeer krachtig bestrijdingsmiddel op het land sproeien, om de plagen onder controle te houden. Nu hoeft dat niet meer.’’

Voeg toe aan je favorieten: Permalink.

Reacties zijn gesloten.