zondag 1 maart 2009
Op zaterdag 19 oktober 1940 schreef – toen nog – prinses Juliana een brief aan haar geliefde echtgenoot Bernhard, van wie ze al een paar maanden gescheiden leefde. Zij was met haar kinderen in het Canadese Ottawa, hij verbleef in de nabijheid van koningin Wilhelmina in Londen. “Besef je eigenlijk wel hoe weinig ik van je afweet”, citeert Cees Fasseur uit de brief in zijn boek Juliana & Bernhard – Het verhaal van een huwelijk – De jaren 1936-1956. “Ik weet nog steeds niet wat voor baan je hebt wat ik kan opgeven als ‘t beroep van mijn wederhelft; ik weet niet in wiens gezelschap je slaapt. Ik weet niets, niets, niets!”
Toen ik dat citaat las in Fasseurs boek, had ik maar één gedachte: Juliana vermoedde toen al dat Bernhard met de vrouwen scharrelde. En ik was niet alleen in die gedachte. De halve Nederlandse pers ging daarvan uit, en ook bijzonder hoogleraar literaire kritiek aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, Elsbeth Etty, die bij de presentatie van Fasseurs boek was gevraagd haar oordeel te vellen over het boek.
Maar ik zat met die gedachte helemaal fout, vertelde Fasseur vandaag op een bijeenkomst bij het Historisch Centrum Overijssel. “Juliana was heel goed in de Nederlandse taal. Als zij hier had gedoeld op de vrouwen met wie Bernhard sliep, dan had zij geschreven: “ik weet niet in wier gezelschap je slaapt”, niet “in wiens gezelschap je slaapt.”
‘Wiens gezelschap’ slaat in dit citaat op de mannen met wie de prins verkeerde, en niet op de vrouwen.
Maar als het zo duidelijk was wat Juliana bedoelde, waarom heeft u dat dan niet duidelijk opgeschreven in uw boek, vroeg ik de auteur. Fasseur: “Omdat het niet in me opkwam dat daarover een misverstand kon bestaan. Het was mij volstrekt duidelijk wat Juliana bedoelde. Ik kan het niet helpen dat een hoogleraar letterkunde als Elsbeth Etty dat verkeerd begrijpt.”