Gesmede ijzers

zondag 10 december 2006

Het kostte even zeuren, maar uiteindelijk kreeg M. me mee naar de ijsbaan. “Jij zegt steeds, dat we een keer naar de ijsbaan gaan. Nu wil ik graag en dan zeg je nog niet dat je mee gaat!”

Tegen de redenering kon ik niets inbrengen. Maar een mens heeft niet altijd zin.

Dus naar de Scheg in Deventer. Een schoolvriendinnetje van M. en haar vader gaan ook mee.

De eerste streken op het zachte ijs vallen zwaar. Beknelde voeten, pijnlijke scheenbenen. Maar na de dweil is het ijs glad, de zon schuurt door de openingen in de ommuring van de baan en de slag komt terug. Het lijkt wel wintersport.

Schaatsen is een simpele sport. Je laat je naar één kant vallen, maar zet net op tijd je voet weer bij om het evenwicht te herstellen. En in dat moment schuif je je standbeen weer weg, om de andere kant op te vallen. Je trotseert de zwaartekracht voortdurend, zwevend naar de bocht – altijd weer die bocht. Blauwe lijn volgen, let op die ene scheur, pas op die langzame schaatser, kijk over de schouder: is er een snellere achter me? Kan ik even naar links?

Langzaam komt de snelheid, niet die van de topklappers. Maar de lage middenmoters kun je toch wel bijhouden, denk je.

En dan in die bocht, diezelfde bocht, die bocht met die scheur, even een krabbelaar niet opgemerkt. Je vergeet je standbeen bij te zetten en ligt op het ijs. Er is geen houden aan. Je ijzers schieten naar voren, je kijkt – de baan is leeg. Je draait je hoofd om, en ziet niemand die op jou afkomt. Dit is een val zonder gevolgen, weet je al voordat je ook maar iets kunt doen om de val te beëindigen.

Ik sta op en klop het geschaafde ijs van mijn kleren. “Ben je gevallen?” Ik hoor het leedvermaak in M.’s stem. Ja, ik ben gevallen. Eén keertje maar.

Thuis gekomen wil ik mijn Vikings opbergen. De tas is leeg. Iemand heeft een paar te veel meegenomen.

Es hat geklappt

zondag 17 december 2006

Leven zonder schaatsen bestaat niet. Vorige week waren mijn gekoesterde Vikings opeens verdwenen. Dat knaagt.

Ik herinner me de winter van 1978/1979. Paradise by the dashboard light, lange winter, sneeuwjacht en ijs. Mannen in dikke pakken probeerden met schuivers de lokale ijsbaan sneeuwvrij te houden. Als je de baan rond was, kon je zo doorgaan omdat de witte vlokken hardnekkig oneindig zacht bleven vallen.

De zomer van 1988. In september kom ik in Calgary. De Olympische stad waar Yvonne van Gennip furore maakt. Ik schaats de zelfde rondjes als de Haarlemse, minder snel en minder charmant, maar wel op hetzelfde ijs.

Herinneringen aan het ijs, en opeens zijn mijn ijzers weg.

Ik móet nieuwe. Naar de schaatsspecialist die me overtuigt van het nut van de klapschaats. Je gaat harder, je houdt het langer vol, en ze glijden net zo goed als de oude schaats.

Ik koop nieuwe klappers, veel te duur natuurlijk.

Vandaag de eerste schreden gezet op het Deventer ijs. Het klopt: je schaatst er net zo makkelijk op als op de gewone ijzers, maar of je harder gaat en het langer volhoudt? De tijd zal het leren. Ik leef weer.